De vreemdeling onderdak bieden
‘Ik was een vreemdeling en jullie namen mij op’
Lezing: Mattheüs 25:35
Bij de schikking:
We zien een blad dat als een dak kan dienen en beschermend is tegen regen en wind.
Het nederige viooltje en het vogelnestje mogen schuilen in de geborgenheid van het grote blad. De vorm van het open hart wordt geaccentueerd door een pad van grind. De kiezels symboliseren de hardheid en de kilte die de vreemdeling of zijn weg tegen kan komen.
Zelf was je vreemdeling in Egypteland
zou jij er dan voor hem of haar niet zijn?
Is de vreemdeling in uw poorten welkom?
Zijn wij vreemden voor elkaar?
Wij zijn zelf vreemdelingen op aarde.
Willen wij onze naaste onderdak bieden?
God zij dank, ze herkenden Hem bij het
breken van het brood.
Een reisgenoot werd bondgenoot.