Als commissie Vorming, Eredienst en Toerusting hebben we een start gemaakt met een bezinning op de viering van het heilig Avondmaal. We spreken met elkaar over de praktische zaken en de manier van vieren, maar zeker ook over de betekenis van wat we noemen de Maaltijd van de Heer.
We ervaren het als zeer goede gesprekken, die we in het seizoen 2018-2019 ook gemeentebreed zouden willen voeren. De komende maanden verdiepen we ons in de manieren waarop de dat zouden kunnen doen.
Het is ons verlangen om met jong en oud te spreken over hoe, maar zeker ook wat we met het Avondmaal vieren en waarom. We hopen dat het zal leiden tot een verdieping van ons verstaan, vieren en beleven.
Volgende week is er weer gelegenheid om deel te nemen aan de Maaltijd van de Heer. Dit jaar plaatsen we steeds in de voorafgaande week een stukje in de Weekbrief en op de website. Het zijn fragmenten uit een notitie die prof. dr. Jan Muis [geen familie van de predikant] schreef om in de gehele PKN het gesprek over het Avondmaal op gang te brengen, inclusief enkele vragen ter bezinning of gesprek bij. U kunt het lezen en overdenken, als voorbereiding ook op de viering van volgende week.
Begin januari ging het over de vraag in welke zin het avondmaal een ‘maaltijd van de Heer’ is, en in maart over de ‘instelling’ van het avondmaal. Deze keer wordt de ‘betekenis’ van het avondmaal behandeld.
3. DE BETEKENIS VAN DE MAALTIJD VAN DE HEER
De nieuwe gemeenschap met God waarin wij deelnemen door de Maaltijd van de Heer te vieren, berust op de vergeving van onze zonden. In de maaltijd met zijn leerlingen waarin Jezus de Maaltijd heeft ingesteld, komt dit duidelijk aan het licht. Deze maaltijd was een Pèsach-maaltijd. In de Pèsach -maaltijd gedenkt en viert Gods volk Israël de bevrijding uit de dood en de slavernij van Egypte. Ook in de Maaltijd van de Heer wordt bevrijding uit dood en slavernij herdacht en gevierd. Naast deze overeenkomst is er ook verschil tussen de Maaltijd van de Heer en de Pèsach-maaltijd.
De maaltijd van Jezus met zijn discipelen staat in het teken van Jezus’ naderende dood; zij vindt plaats in de ‘nacht waarin hij werd uitgeleverd’ (1 Korintiërs 11:23). Jezus zal worden uitgeleverd door zijn vijanden. Maar al Jezus’ discipelen, zijn vrienden, weten dat ook zij in staat zijn om hem aan zijn vijanden uit te leveren (Matteüs 26:22; Marcus 14:19). Jezus’ eigen volgelingen zullen hem verraden, verlaten en verloochenen. Wanneer wij in de Maaltijd de maaltijd van Jezus met zijn discipelen gedenken, wordt ons niet alleen de bevrijding voor ogen gesteld die Hij heeft gebracht door zijn leven voor ons te geven. Wij zien dan ook het kwaad van hen die zijn leven hebben genomen, kwaad waar ook zijn eigen volgelingen deel aan hebben. In de viering van Pèsach wordt herdacht hoe God zijn volk bevrijdt van het kwaad dat van buitenaf komt. Het kwaad waarvan Jezus zijn volgelingen bevrijdt, komt ook van buitenaf, maar niet alleen. Het komt ook van binnenuit, uit het midden van zijn volgelingen, uit henzelf. Gelovigen die de Maaltijd vieren, beseffen en erkennen dat zij in de grond niet anders zijn dan Jezus’ eerste volgelingen en dat zij niet alleen passief, maar ook actief deelhebben aan het kwaad dat in de wereld gebeurt en waarvan ook Jezus het slachtoffer is geworden.
Kwaad dat anderen wordt aangedaan en waar wij zelf deel aan hebben, wordt in de bijbel zonde genoemd. De wortel van de zonde is onze afwending van God en van onze naaste en onze exclusieve gerichtheid op onszelf. Door ons in onszelf op te sluiten, sluiten wij ons af van onze Schepper en van onze medeschepselen. Zo verliezen wij de gemeenschap met God, de bron van ons leven. Zonder deze bron verdroogt en verdort het menselijk bestaan en verkeert het goede leven in zijn tegendeel.
Door de gave van zijn leven bevrijdt Jezus Christus ons van het kwaad waar wij zelf deel aan hebben en waar wij met onze daden in verstrikt en gevangen zijn. In Mattheus’ overlevering van de instellingswoorden wordt dit uitgesproken: ‘Dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.’ (Matteüs 26: 28). De vergeving van zonden schept een nieuwe gemeenschap met God en met elkaar. Wij zijn niet langer vervreemd van God en geen vreemden meer voor elkaar, maar vrienden en geliefden. Deze nieuwe gemeenschap wordt in de instellingswoorden uitgedrukt met het bijbelse woord ‘verbond’, en dit woord ‘verbond’ wordt verbonden met ‘bloed’. Volgens Matteüs en Marcus noemt Jezus de wijn ‘mijn bloed van het verbond’ (Matteüs 26: 28; Marcus 14: 24). Bij Lucas en Paulus spreekt Jezus over ‘een nieuw verbond in mijn bloed’ (Lucas 22:20; 1 Korintiërs 11:25). De woorden ‘bloed’ en ‘verbond’ herinneren aan het verbond van God met Israël dat op Sinaï is gesloten door het gieten van het bloed van offerdieren over het altaar en over het volk (Exodus 24:4-8). De uitdrukking ‘een nieuw verbond’ herinnert aan de profeet Jeremia (Jeremia 31:31-34), die een nieuwe verbondsgemeenschap tussen God en zijn volk aankondigt waarin God de zonden zal vergeven (Jeremia 31:34). Met behulp van deze termen uit het Oude Testament wordt in de instellingswoorden duidelijk gemaakt dat Jezus Christus door de gave van zijn eigen leven een nieuwe gemeenschap tussen God en mensen sticht. De viering van de Maaltijd van de Heer is de viering van dit nieuwe verbond.
Wij beleven deze nieuwe gemeenschap wanneer we bij het aannemen van het brood en de wijn die ons worden aangereikt, de stem van Jezus Christus horen: ‘dit is mijn lichaam voor u’, ‘dit is mijn bloed voor u’. Zoals brood en wijn ons in de Maaltijd worden gegeven, zo heeft de Heer zijn lichaam en bloed, zijn eigen aardse, lijfelijke leven aan ons gegeven.
We beleven deze nieuwe gemeenschap door de tekenen van brood en wijn te delen met onze tafelgenoten. Het is één tafel, waar wij aan zitten, waar wij omheen staan of waar wij naar toe lopen. Wij eten samen met anderen hetzelfde brood en drinken samen met anderen dezelfde wijn. Daarin nemen wij samen Christus aan als het ‘levende brood uit de hemel’ (Johannes 6:51, 54-56). In de Maaltijd van de Heer worden wij als mensen op een nieuwe manier aan elkaar gegeven: als broeders en zusters, als één ‘lichaam van Christus’ (Romeinen 12:5; 1 Korintiërs 12:12-13, 27; Efeziërs 4:12; Kolossenzen 2:17). Scheidslijnen die in de maatschappij verdeeldheid en uitsluiting bewerkstelligen, worden hier opgeheven. We zijn één in Christus, niet meer gescheiden als Jood of Griek, besneden of onbesneden, slaaf of vrije, man of vrouw (1 Korintiërs 12:13; Galaten 3:28; Kolossenzen 3:11).
Wij beleven deze nieuwe gemeenschap door brood en wijn als goede gaven van de Schepper samen met anderen te ontvangen en te delen. Brood en wijn worden in de Maaltijd van de Heer gegeven en ontvangen als tekenen van het lichaam en het bloed van Christus. Tegelijk herinneren zij ons aan het graan en de druiven, gaven van de Schepper die door mensen worden bewerkt en genoten. De Maaltijd is ook een dankzegging (‘eucharistie’) voor deze goede gaven van de Schepper.
Dat brood en wijn in de viering tot teken worden van Christus’ lichaam en bloed, neemt dus niet weg dat zij goede gaven zijn van de Schepper. Het stemt er juist in een diepe zin mee overeen. De Schepper gunt en geeft ons het goede leven waarin wij zijn goede gaven delen en elkaar het goede doen. Wanneer wij ons van Hem afwenden, niet ontvangen en delen, maar verstrikt en gevangen raken in het kwaad en anderen tekort doen, laat God ons daarin niet ten onder gaan. Hij geeft ons zijn Zoon Jezus Christus, vergeeft onze zonden, herstelt zijn gemeenschap met ons, zodat wij opnieuw en op nieuwe wijze zijn goede gaven met anderen delen en elkaar liefhebben. Deze nieuwe gemeenschap die wij in de Maaltijd beleven, wijst vooruit naar Gods komend koninkrijk. De scheppingsgaven van brood en wijn worden in de viering van de Maaltijd tekenen van het lichaam en bloed van Christus en tegelijk voortekenen van het ‘laatste’, uiteindelijke vreugdemaal. Wij proeven hier het koninkrijk van God.
Vragen bij paragraaf 3
- Speelt ‘vergeving van zonden’ voor jou een rol bij de viering van de Maaltijd? Hoe?
- Ervaar je in de Maaltijd het verbond van God met mensen?